TWEE DETECTIVEGEDICHTEN

GEDAANTES OF DE DICHTER ACHTERVOLGD

De bolster hield alsnog
de wederhelften samen:
de heelhuid van het front
en de kant van de kont.

Niettemin was het origineel
zonder wederzijdse instemming
van zijn allenigheid ontdaan.
Dichter deelde zich door twee.

De ogen op de rug verklapten immers
dat hij sprekend op zijn gedaante leek.
Individuo gesignaleerd; copy that.

Het doodgewone daglicht werd duister,
onbezonnen. Dat was al voldoende
voor de zoveelste aflijvige trilogie.

Zie: daar doemde al de schaduw op,
de schim, de derde in dit individuet,
vermomd op vilten versvoeten.
Een holster naderde, steeds dichter.

Dit werd voorwaar een thriller:
een pocket vol poëzie en passie.


PIM PANDOER, SPEURDER IN ARNHEM

Lang voor zijn zoon werd geboren,
een raket op de maan was geland,
scheen des avonds in de herfst
het licht van een straatlantaarn.

Die schemerde, zoals het hoort in een boek,
bij een knoestige boom. Hij rilde ingetogen.
Een heimelijke schim, kraag opgeslagen,
spoedde zich uit dat lichtplasje heen.

Naar waar? Dat was het geheime sein
voor avontuur, verpakt in wind en blaren.
Hier was duister gedoe aan de hand;
een stad in de greep van een onzichtbare.

Hij keek weer neer in zijn jongensboek.
De feu continu werd opgepookt.
Moeder werd moe. De vader zat rokend
te zwijgen, horen en zien naar niets.

Wat zou het worden: ook speurder,
ook schrijver, of gewoon als de dood
de zoon van een vader? Die avond
werd in zijn hoofd een licht aangestoken,

een blad omgeslagen: het werd allebei.

JORIS DENOO